Een blogbericht
Blogberichtomschrijving
Wat wél werkt — volgens onderzoek én ervaring
Als trainer in het hoger onderwijs verbaasde ik me er steeds vaker over hoe weinig er écht bleef hangen. In het begin dacht ik nog: ligt het aan de studenten? Of omdat ze het geleerde niet meteen kunnen toepassen in de praktijk?
Maar toen ik met werkende professionals werkte, gebeurde hetzelfde. Uren stak ik in het finetunen van trainingen — slides bijschaven, werkvormen aanscherpen, draaiboeken perfectioneren. En toch keek ik geregeld naar een uitgezakte groep die zich weinig herinnerde van wat we vorige week deden.
Die kapitaalvernietiging kon ik niet langer aanzien.
Dus ben ik me gaan verdiepen in de vraag: hoe leren mensen écht?
Mijn boekenkast staat inmiddels vol met onderwijskundige literatuur, maar het was vooral het boek Evidence-based trainen van Baggen & De Galan (2022) dat me raakte: helder, praktisch én gestoeld op onderzoek.
Hun analyse is glashelder:
Sterke trainingen starten met een mentaal model van de vaardigheid of kennis die je wilt overbrengen. Vervolgens bied je voorbeelden (zowel goed als fout), geef je een helder stappenplan en laat je deelnemers oefenen mét feedback.
En daarmee ben je er nog niet.
De helft van het leerproces gebeurt na de training. En daar wordt in het ontwerp vaak nauwelijks rekening mee gehouden.
Zonde. Alsof je iemand een routekaart geeft, maar geen vervoermiddel — of een auto levert zonder stuur.
Daarom werk ik vanuit een ontwerpfilosofie waarin inhoud, vorm en overdracht samenkomen in een doordacht leerproces. Geen gefröbel met werkvormen om het leuk te maken. Wél ontwerpen die kloppen, die blijven hangen én die deelnemers verder brengen.
Ik heb een lage tolerantie voor trainingsmodellen die inmiddels wetenschappelijk zijn weerlegd, en een lichte allergie voor lucht zonder leerwinst.
Didactisch advies moet niet alleen praktisch zijn, maar ook kloppen.
Daar zet ik Bureau Spit voor in





